Soorten kinderangsten
Angst heeft een functie: het ontstaat bij veranderingen en nieuwe situaties, het creëert een grotere alertheid om je te beschermen tegen gevaren. Kinderangst kunnen we in drie categorieën verdelen: de leeftijdsgebonden angsten, de oerangst en angsten door traumatische ervaringen.
- Leeftijdsgebonden angsten
Denk hierbij aan angsten voor een vliegtuig of voor dieren. Deze angsten verdwijnen vaak na verloop van tijd, doordat het kind hier stap voor stap mee leert omgaan. - Oerangst
Dit zijn angsten waarbij het kind bang is dat iets hem of haar kan overkomen. Bijvoorbeeld een angst voor de dood, voor enge mensen of voor vuur. Hierbij speelt jouw voorbeeldgedrag een belangrijke rol. - Angsten door traumatische ervaringen
Je kunt hierbij denken aan angsten die zijn ontstaan door bijvoorbeeld een ziekenhuisopname, een beet van een dier of intimidatie door oudere kinderen. Houd dit goed in de gaten, want dit vraagt soms om specifieke hulp.
Baby’s (0 tot 1 jaar)
Een baby is zich nog niet bewust van gevaren. Een harde knal, luide kreet of een plotselinge aanraking kan genoeg zijn om een baby te laten schrikken. Rond de zes of zeven maanden wordt jouw baby zich bewust van zijn omgeving. Hierbij maakt hij onderscheid tussen vertrouwde en ‘vreemde’ gezichten. Hier kan de angst voor het onbekende optreden, namelijk eenkennigheid.
Wat kun jij hier aan doen?
De eerste prioriteit is het bieden van emotionele veiligheid, maar ook vertrouwen in de omgeving bieden is van groot belang. Hoort jouw baby een harde knal? Probeer hem dan met je rustige stem te kalmeren. Kan je niet direct bij jouw kind zijn? Zeg de naam van het kind en zeg ‘ik hoor je’, ‘ik kom er zo aan’. Jouw stem werkt kalmerend. Leg ook uit welke nieuwe mensen er zijn en laat merken dat dit goed is. Hierdoor laat je merken dat de omgeving veilig is. Jouw baby zal de ‘vreemde’ gezichten en plotselinge geluiden van buitenaf na een paar maanden herkennen en niet meer in paniek raken.
Peuters (2 tot 3 jaar)
Jouw peuter heeft op deze leeftijd besef van wat er gebeurt in zijn omgeving, maar niet alles is nog precies duidelijk. Hij weet nog niet hoe bepaalde zaken werken en waarom het gebeurd. Jouw peuter vond het misschien eerst altijd prima om op de wc te zitten, maar door de gedachtes, kan hij ineens bang zijn dat hij tijdens het doortrekken van het toilet bijvoorbeeld mee wordt gezogen.
Wat kun jij hier aan doen?
Als ouder moet je goed communiceren. Toon begrip voor de angst, leg uit dat er alleen water, ontlasting en wc-papier doorheen kan en dat jij als kind veel te groot bent. Hierdoor ga je de angst niet uit de weg, maar laat je zien dat de angst er mag zijn, maar dat deze angst niet nodig is. Het vermijden van angst, versterkt juist de angst, waardoor het traumatisch kan werken. Raakt jouw peuter in paniek? Praat er dan over en stel gerust.
Kleuters (4 tot 6 jaar)
Door voorleesverhaaltjes en televisiebeelden kan jouw kleuter moeilijk zijn onderscheid maken tussen realiteit en fantasie. Daarom zijn sommige kleuters bang voor monsters in de kast of spoken achter de gordijnen. Vierjarigen zijn zich meer bewust van de gevaren dan peuters, maar ze kunnen tegelijkertijd een grotere verbeelding hebben. Hierdoor kan jouw kleuter de fantasie en werkelijkheid regelmatig door elkaar halen.
Wat kun jij hier aan doen?
Als jouw kleuter ziet dat jij niet bang bent, zal dit erg helpen. Controleer samen de kast, leg hem uit dat er een verschil is tussen wat echt kan gebeuren en wat alleen maar in verhaaltjes voorkomt. Voorleesboeken over bang zijn kunnen helpen, verhalen lopen in deze boeken vaak goed af of ze herkennen zich hierin. Is jouw kleuter bang voor brand of inbrekers? Vertel dat het de taak is van zijn ouders om de deur op slot te doen en ervoor te zorgen dat er geen gevaar is.
Kinderen (7 tot 10 jaar)
Een jong kind kent nog geen faalangst. Vanaf een jaar of zeven gaat jouw kind zich steeds meer vergelijken met leeftijdsgenootjes. Jouw kind richt zich op het eindresultaat. Even hard willen fietsen als een vriendje, even goed willen rekenen als zijn broer, het is voor jouw kind lastig om in te kunnen schatten of de verwachting die hij zelf oplegt realistisch is. Dit kan leiden tot faalangst. Jouw kind kan hierdoor afhaken of juist stoer gedrag vertonen. Laat als ouder merken dat er fouten gemaakt mogen worden. Dat het oké is als het eindresultaat anders uitpakt dan je eigenlijk had gehoopt.
Wat kun jij hier aan doen?
Ook op deze leeftijd is begrip voor de angst hebben belangrijk. Probeer zo veel mogelijk rust uit te stralen. Het kan helpen te benoemen waar je zelf angstig voor geweest bent of nog steeds bent en hoe je dat hebt aangepakt. Angst verdwijnt als je weet wat je kunt doen. Een angstig en gespannen gevoel blijft vaak in het lichaam hangen, een lichamelijk activiteit helpt om de spanning in het lijf af te voeren.
Als de kinderangst een probleem wordt
Een angst is een probleem, wanneer het jouw kind gaat belemmeren in zijn ontwikkeling. Heeft de angst geen verhouding tot het gevaar of lijkt de angst onlogisch? Belangrijk is om dit met een pedagogisch medewerker of docent te bespreken. Vervolgens kunnen jullie samen kijken of het verstandig is om langs de huisarts te gaan.
Vind een bso
Ben je nieuwsgierig geworden? We laten je graag zien hoe wij jouw kind helpen ontwikkelen en plezier laten maken met vrienden. Vind een Partou bij jou in de buurt en kom kennismaken!